FAQ

Waarom is het zo erg als gegevens van mij of mijn kind verzameld worden? We hebben toch niets te verbergen?

Er zijn vele redenen waarom privacy zo belangrijk is. Bijvoorbeeld:

  1. We weten niet welke gegevens die nu onschuldig lijken, later problemen kunnen opleveren. Nu kijkt bijvoorbeeld nog geen werkgever naar hoe je presteerde op de basisschool, maar wat als werkgevers dat later wel belangrijk vinden en het je sollicitatie beïnvloedt?
  2. Aan de hand van jouw gegevens kan er een digitaal beeld van je worden opgebouwd (een profiel). Dit geldt zowel voor inhoudelijke gegevens (bijvoorbeeld de foto’s die je op internet zet, wie je vrienden zijn, wat je schrijft in een e-mail) als voor “meta-data” (bijvoorbeeld waar je op een bepaald moment was, hoe lang je naar een website kijkt, met wie je e-mailt). Je weet niet hoe dat profiel er uitziet en wie er allemaal beschikking over heeft. Er kan zo een scheef beeld van je ontstaan. Maar ook als het beeld klopt, kan dit grote ongewenste gevolgen hebben, omdat je nu nog niet weet wat er later met dat beeld gedaan wordt. Stel dat jij als basisschoolleerling vaak ziek was. Heeft dat dan later invloed op je carrièrekansen? Of op je zorgverzekeringspremie?
  3. Profielen kunnen een zogenaamde “self fulfilling prophecy” worden. Stel dat je op school slecht was in rekenen volgens het rekenprogramma dat daar werd gebruikt. En stel dat je daarom bij voorbaat wordt afgewezen voor bepaalde opleidingen. Dan zul je nooit kunnen bewijzen dat je nu wel goed zou kunnen leren rekenen, en dus blijf je er slecht in. Dit lijkt misschien vergezocht, maar het gebeurt bijvoorbeeld ook bij de politie: in een woonwijk waar veel gefouilleerd wordt omdat het een “hoog-risicoprofiel” voor misdaad heeft, heb je meer kans om wapens of drugs aan te treffen, simpelweg omdat je er zoekt. In een andere wijk zonder hoog-risicoprofiel is misschien net zoveel mis. Maar omdat je er niet zoekt, weet je dit niet. Als jij op basis van je profiel bepaalde kansen niet krijgt, kun je maar moeilijk veranderen of laten zien dat je veranderd bent.
  4. Zeker voor minderjarige kinderen geldt dat zij nog niet zelf kunnen beslissen wie wat over hen deelt op het internet of met techbedrijven, terwijl dit zoals gezegd wel grote invloed kan hebben op hun toekomst. Daarom zou het voorzorgsprincipe moeten gelden: als je nog niet weet hoe schadelijk iets is of gaat zijn, moet je het niet toestaan.

School geeft aan dat zij alles volgens de AVG doet. Dan zit het toch goed?

Er zijn verschillende redenen waarom “voldoen aan de AVG” niet genoeg beschermt.

  1. De AVG beoogt alleen de privacy te borgen, terwijl ook andere publieke waarden in het geding zijn. Denk hierbij aan waarden als autonomie, gelijkheid, soevereiniteit, democratie, transparantie, toegankelijkheid, academische vrijheid en privacy-by-design
  2. Voor de AVG is het voldoende als je akkoord gaat met de voorwaarden die een bedrijf stelt. Maar deze voorwaarden worden eenzijdig, door het bedrijf, opgesteld. Bovendien is het praktisch onmogelijk alle voorwaarden te lezen: daar is simpelweg geen tijd voor. Ook als je er wel tijd voor hebt, zijn de voorwaarden vaak in moeilijk te begrijpen juridische taal opgesteld. Daarnaast zijn de voorwaarden vaak zo algemeen opgesteld dat er ruimte is voor interpretatie. De AVG is uiteindelijk een compromis tussen het belang van het individu en van het bedrijfsleven (zie bijvoorbeeld ook www.netkwesties.nl)
  3. Bij de grote techbedrijven loop je altijd achter de feiten aan. In de voorwaarden staat namelijk vaak dat privacyvoorwaarden eenzijdig kunnen worden aangepast, wat ook veel gebeurt (zie hoe vaak je nieuwe voorwaarden van bijvoorbeeld Facebook, Google, of Apple moet ‘accepteren’ om de dienst te kunnen blijven gebruiken). Als daartegen actie ondernomen wordt, duurt het enige tijd voor dit effect heeft. Intussen gaat de dataverzameling gewoon door
  4. Handhaving van de AVG laat vaak te wensen over door gebrek aan menskracht en geld
  5. “Aan de AVG voldoen” gaat meestal om het juridisch dichttimmeren; in de praktijk is het vaak moeilijk. Zo kun je met Google alleen aan de AVG voldoen als je de geavanceerde spellingchecker niet gebruikt (zie Kennisnet) en met Microsoft als je de mobiele apps niet gebruikt (zie wederom Kennisnet)
  6.  Verder zeggen Google en Microsoft geen profielen te bouwen (althans, niet voor commerciële doeleinden), maar Chromebooks en WindowsPC’s hebben beide een advertising ID die niet uitgezet kan worden.

Wat hebben publieke waarden te maken met digitale leer- en hulpmiddelen op school?

Omdat technologie en dataverzameling grote invloed (kunnen) hebben op zowel het individu als de maatschappij, is het belangrijk bij de ontwikkeling en toepassing ervan uit te gaan van waarden die wij als maatschappij belangrijk vinden. Denk daarbij aan niet alleen aan privacy, maar ook aan bijvoorbeeld gelijkheid, democratie, autonomie, soevereiniteit. Zo ondermijnt de ‘fabeltjesfuik’ (dixit Arjen Lubach), waarbij algoritmen van bijv. Tiktok of Youtube je steeds meer van hetzelfde voorschotelen zonder tegengeluid, de autonomie van het individu. Ook kan dit een bedreiging vormen voor de democratie (denk aan de Capitoolbestorming). Als winstmaximalisatie het voornaamste doel is, raken publieke waarden uit het zicht of worden ze bedreigd, zoals bovenstaande voorbeelden laten zien. Als kinderen op school alleen in aanraking komen met diensten/producten van op bedrijven die drijven op jouw data als verdienmodel, zullen zij deze blijven gebruiken, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien.

Wat is er mis mee om met Google of Microsoft of andere Big Techbedrijven te leren omgaan met digitale middelen? Dit is toch een mooie en goedkope oplossing voor scholen?

  1. Oppervlakkig gezien lijkt het inderdaad een goede deal om met Big Techbedrijven in zee te gaan. De diensten en producten zijn immers (bijna) gratis. Maar andere aanbieders, die bijvoorbeeld wel privacyvriendelijk zijn, zullen door dit businessmodel worden buitengesloten, omdat die niet tegen een gratis product kunnen concurreren. Bovendien is het mogelijk dat, als je eenmaal hun producten gebruikt, deze bedrijven bij het aflopen van de licentie veel hogere bedragen vragen bij de verlenging hiervan of de voorwaarden sterk in hun voordeel aanpassen. Daarmee wordt het alsnog een duur product. Overstappen op iets anders is dan inmiddels te duur en ingewikkeld geworden (vendor lock-in).
  2. Als het product (bijna) gratis is, ben jij het product, namelijk via de gegevens die je (onbewust) afstaat. Hierbij gaat het niet alleen om targeting zodat jou gepersonaliseerde advertenties kunnen worden voorgeschoteld. Gebruikersgegevens worden ook aangewend om een product te verbeteren. Voor dit verbeterde product wordt vervolgens weer meer geld gevraagd wat ten goede komt aan het bedrijf en niet aan degenen die het werk erin hebben gestopt (namelijk, de gebruikers die het algoritme hebben getraind).
  3. Het gebruik van dit soort digitale diensten leert kinderen beperkte productkennis aan (hoe maak ik een presentatie in power point), maar hoe het product tot stand is gekomen en de onderliggende werking ervan blijft uit het zicht. Het is zoiets als spellen met een spellingchecker: je schrijft wel goed, maar weet eigenlijk nog steeds niet hoe het moet. Kinderen leren op die manier dus geen echte digitale vaardigheden waarbij ze flexibel gebruik kunnen maken van verschillende digitale middelen.  Evenmin leren zij kritisch nadenken over de middelen die zij gebruiken.
  4. Controle over de manier van lesgeven verdwijnt door deze afhankelijk te maken van de structuren die de Techbedrijven, gericht op winst, hebben uitgedacht, in plaats van dat we structuren bedenken passend bij de waarden die we zelf belangrijk vinden en die we kunnen aanpassen waar en wanneer nodig.

Als kinderen niet leren werken met bijvoorbeeld Google of Microsoft, komen ze later toch niet aan werk?

Kinderen wordt op deze manier productkennis aangeleerd; over de onderliggende werking van software en diensten leren ze niets. Het is zoiets als spellen met een spellingchecker: je schrijft wel goed, maar weet nog steeds niet hoe het moet. Kinderen leren op die manier dus geen echte digitale vaardigheden waarbij ze flexibel gebruik kunnen maken van verschillende digitale middelen.  Evenmin leren zij kritisch nadenken over de middelen die zij gebruiken. Door software en diensten te gebruiken die deze vaardigheden wel stimuleren, zullen kinderen zeker ook in staat zijn de benodigde productkennis op te doen en toe te passen.